Konijn

konijnMet dank aan Stichting Konijnenbelangen…

Gasbuik

Een konijn heeft een zeer gevoelig, zeer uitgebalanceerd maagdarmstelsel, veel langer en ingewikkelder dan de mens. De meeste problemen ontstaan in het maagdarmstelsel en één van de meest voorkomende problemen is gas. gas komt altijd plotseling. Is het konijn altijd levendig en actief, met een goede eetlust en goede keutels en plotseling wil het niet eten (ook geen lekkers) dan is het in 99% van de gevallen gas als het ook de volgende symptomen vertoont:

=> Harde borrelende geluiden in de buik (vaak van een afstand te horen) of juist doodse stilte. Normaal geluid is zachtjes borrelen als u met uw oor aan de buik luistert.

=> Het konijn wil met rust gelaten worden, zit vaak met de ogen half gesloten, stopt met eten (zelfs de favoriete lekkernij wordt geweigerd), en wordt op den duur apathisch.

=> Het konijn ligt in een ongemakkelijke of ongebruikelijke houding – gedeeltelijk op de zij of juist met de borst op de grond en het achterlijf iets omhoog of het konijn wil helmaal niet liggen maar geeft de voorkeur om rechtop te zitten in een heel rechte houding.

=> Vaak zal het konijn rusteloos zijn, steeds een andere plek zoeken en met de achterpoten het stro wegtrappen.

=> Het konijn zal vaak een snelle ademhaling hebben, dit is een teken van pijn.

=> De buik zal heel hard aanvoelen, of extreem zacht, vaak geeft het konijn bij het optillen heel slap mee.

=> Er zijn geen keutels of natte.

Gas veroorzaakt veel pijn, daarom stopt het konijn met eten. Na 24 uur niet eten kan er darmimmobiliteit optreden. Dit betekent dat de darmen vanwege het gebrek aan voedsel stoppen met bewegen. Als de darmen te lang stilliggen, kan er leverbeschadiging ontstaan. De overlevingskans wordt hierdoor minimaal. Het gas kan extreme vormen aannemen, dit wordt trommelzucht genoemd. Trommelzucht is bijna altijd fataal. Het is dus uitermate belangrijk dat deze situatie tijdig onderkend wordt en dat er zo snel mogelijk een behandeling wordt begonnen.

Oorzaken

Ziekte, verwaarlozing, eenzaamheid, omgevingsverandering, een lange autorit, onregelmatige voertijden, te veel konijnen in een te kleine ruimte, geen of niet voldoende bewegingsvrijheid, een zeer vieze kooi, koorts, een operatie: kortom allemaal zaken waar een konijn stress van kan kirjgen. Stress zorgt voor vertraging van de darmbeweging. Het voedsel blijft om deze reden te lang in de darmen, waardoor pathogene (ziekmakende) bacteriën zich kunnen vermeerderen en gas veroorzaken.                                                                                                                           Nog een reden voor gas kan zijn een verkeerde manier van voeren. Plotseling veel, voor het konijn onbekend, groenvoer geven kan voro problemen zorgen. Verder kan (vaste) kool gas geven, kool geven wordt om deze reden dan ook afgeraden. Ook grote hoeveelheden klaver geven staat boven aan het lijkstje van de gasveroorzakers.                                                                                                                                    Maar gas ontstaat ook soms zomaar, zonder aanwijsbare reden.

EHBO

Een buitenkonijn moet onmiddelijk naar binnen gehaald worden, ongeacht eventuele temperatuursverschillen. Een konijn met gas gaat onderkoelen (ook bij warm weer!) en kan in shock raken. Hierdoor nemen de levenskansen van het konijn snel af. Het dier heeft een deken nodig en als het erg koud aanvoelt ook een kruik. In een kooi zal het konijn in zijn pijn het stro etc. wegtrappen en op de koude, kale bodem gaan liggen. Dit moet voorkomen worden omdat het konijn dan steeds kouder wordt. De normale lichaamstemperatuur van een konijn ligt tussen de 38.5 en 39.5-40oC, bij een temperatuur onder de 37.5oC spreken van een ondertemperatuur. Het beste kunt de temperatuur opnemen met een digitale (ingevette) thermometer. Als de temperatuur te laag is hebt u met spoed een dierenarts nodig.

Buikmassage

doe dit heel zacht en voorzichtig! Alleen met de vingertoppen, van bovenkant buik omlaag en terug. Dit zal helpen de pijn en het ongemak te verlichten en zet de darmen aan tot bewegen. Als u merkt dat uw konijn het niet prettig vindt en rusteloos wordt, dan stoppen. Als uw konijn doodstil blijft zitten is dit een teken dat hij het prettig vindt. U kunt ietsje steviger gaan masseren, let op de reactie van uw konijn. Het moeten lichte bewegingen blijven om geen organen te beschadigen. NB indien uw konijn in de rui is, kan het ook zinvol zijn ook eenmalig 1-1.5 ml laxeermiddel toe te dienen.

Eten

Probeer van tijd tot tijd of uw konijn wil eten. Vanwege de pijn zal uw konijn weinig interesse hebben. Blijf hem toch voedsel aanbieden. Als uw konijn voedsel aanneemt, weet u dat het beter met hem gaat. Zorg dat er vers water en veel hooi is. Zodra uw konijn zich goed voelt zal het willen drinken en hooi eten. Als uw konijn zich beter gaat voelen, zullen de oren warm worden, zo kunt u de temperatuur van uw konijn gemakkelijk in de gaten houden. Vaak is het nuttig om wat te gaan dwangvoeren, om zodoende het gas in beweging te zetten. hiervoor kan Nutrilon soya, wortelhapje of Convalescence Support (Waltham) gebruikt worden. Dwangvoeren betekent dat uw konijn niet wil eten maar dat u toch moet proberen met een spuitje wat  naar binnen te krijgen. Probeer stress te voorkomen tijdens het voeren door vriendelijk te praten. Geef kleine beetjes, 2.5-5 ml per keer met tussenposen van 2-3 uur of vaker als uw konijn het goed wil nemen.

Als na een paar uur het gas nog niet weg is en u krijgt geen dwangvoer naar binnen, dan zult u met spoed naar een dierenarts (met verstand van konijnen) moeten. Deze zal uw konijn een darmstimulerend middel geven en een pijnstillend middel. Het beste kunt u een rontgenfoto laten maken om de hoeveelheid van het gas te zien en de plaats waar het zich bevindt. Vervoer uw konijn uiterst warm! Neem als u naar een dierenarts gaat een deken mee, zodat uw konijn niet op de koude behandeltafel hoeft te liggen.

Verstopping

De diagnose “haarbal” wordt bij konijnen meestal snel gesteld. Een konijn heeft echter geen haarbal zoals katten enz. voorkomt. Het obstakel in de maag bij een konijn bestaat uit voedsel gemengd met haar. Reden van ontstaan van een obstakel is meestal een traag werkend darmstelsel.

Als een konijn te weinig hooi en groenvoer eet, krijgt het te weinig vezels binnen. De vezels zorgen voor een optimale beweging van de darmen. Deze beweging zorgt ervoor dat het voedsel doorgevoerd wordt. konijnen hebben altijd wat haar in de maaginhoud. Ze wassen zichzelf voortdurend en slikken het haar in. Bij een goede darmwerking komt het haar tegelijk met de keutels weer naar buiten. Maar als de beweging van de darmen te traag is, blijft het voedsel te lang in de maag en als deze massa uitdroogt, blijven de grove delen over (waaronder het haar). De vochtige maaginhoud wordt langzaam een massieve stevig vastklevende massa. Het konijn krijgt hierdoor een vol gevoel, waardoor het minder gaat eten en omdat het minder gaat eten, bewegen de darmen zich nog trager. Het lichaam onttrekt vocht aan de maag en vervolgens droogt het voedsel uit en wordt een vastklonterende massa die niet meer weg kan. Nu is er een verstopping ontstaan.

Symptomen

Het verraderlijke is dat u qua gedrag lang niets zult merken aan uw konijn. Het dier blijft levendig. Wel zal het steeds minder eten en de keutels worden kleiner en kleiner, totdat ze verdwijnen. De keutels van een konijn vertellen altijd veel over de gezondheid en dienen goed in de gaten gehouden worden. Een gezond konijn produceert droge, glanzende ronde keutels van ongeveer dezelfde grootte en vorm.

Behandeling

De massa moet zacht blijven/worden. Dit kan o.a. door heel veel vocht, laat uw konijn extra water drinken door dit toe te dienen mbv een injectiespuitje. Aan de zijkant van de mond, tussen de snijtanden en de kiezen is een lege ruimte. Het spuitje wordt daar achter de wang gebracht en heel voorzichtig beetje voor beetje om verslikken te voorkomen, wordt de inhoud van het spuitje naar binnen gespoten. Laat het dier steeds rustig slikken. Lukt het niet, vraag dan hulp om het konijn vast te houden of rol het dier in een handdoek. De dierenarts kan verder nog extra vocht toedienen onder de huid.

– Geef uw konijn zoveel verse (donkergroene) bladgroenten als het wil, geef ze vochtig.

– Mbv enzymen kan het gedeelte van de verstopping wat uit voedsel bestaat afgebroken worden. Deze enzymen zitten in verse ananassap en papaya. Dus NIET in sap uit blik of pak!

– De dierenarts zal laxeermiddelen en een darmstimulerend middel voorschrijven om de (door het vocht en de enzymen) hopelijk uiteengevallen massa naar buiten te helpen.

Is de toestand van het konijn inmiddels zover verslechterd dat het niet meer eet, zult u het moeten dwangvoeren. Na 24 uur niet eten belandt het konijn en een zeer kritieke fase: darmimmobiliteit kan optreden. Dit betekent dat de darmen, vanwege het ontbreken van voedsel, stoppen met bewegen en dit proces is zeer moelijk weer op gang te brengen. Als de darmen te lang stilliggen, ontstaat leverbeschadiging. De overlevingskans wordt hierdoor minimaal. Binnen 12-24 uur nadat het konijn voor het laatst zelf heeft gegeten moet daarom uiterlijk met dwangvoeren begonnen worden.

Dwangvoeren betekent dat uw konijn niet wil eten maar dat u toch moet proberen met een spuitje wat  naar binnen te krijgen. Probeer stress te voorkomen tijdens het voeren door vriendelijk te praten. Geef kleine beetjes, 5-10 ml per uur, zonodig ook ’s nachts. Het dwangvoer moet heel nat zijn.

Geschikt als dwangvoer:

– Nutrilon Soya Plus. Dit is babyvoeding op soya-basis zonder lactose, een konijn mag nooit melkproducten.

– Supreme Science Recovery / Juvenile poeder / Critical Care. Dit zijn allemaal poeders verkrijgbaar bij de dierenarts, deze kun je aanmaken met water.

– Convalescence Support. Dit is eigenlijk dwangvoer voor honden en katten, maar in de praktijk is gebleken dat konijnen hier heel goed op reageren. Er zijn al veel doodzieke konijnen dankzij dit voer er weer bovenop gekomen.

– Potjes babyvoeding (Olvarit). Bijvoorbeeld worteltjes (naturel, dus zonder aardappelen en/of vlees). Voor kortdurend dwangvoeren.

– Gemalen en geweekte biks (konijnenkorrels) in het geval van een dreigende verstopping. Bevat veel vezels. Voor extra vezels kunnen evt. zemelen aan het dwangvoer toegevoegd worden.

Voorkomen is beter dan genezen

Het darmstelsel van konijnen werkt alleen maar goed als de voeding uit veel onverteerbare vezels bestaat. Dit kunt u gemakkelijk geven in de vorm van hooi of vers gras. Alleen droogvoer is niet voldoende (ondanks de vermelding “volledig konjnenvoer” op de verpakking).

Hooi moet altijd 24 uur per dag gegeven worden. Op deze manier zal uw dier nooit honger lijden en krijgt het altijd volop vezels. Nog een belangrijk onderdeel van de voeding is verse bladgroente. Donkergroene bladgroenten geven niet alleen goede vezels maar ook veel vocht (alsook andere goede bestanddelen) en ook het vocht helpt de boel in beweging te blijven. Soms zal een konijn een “reactie” krijgen op een bepaalde soort groenvoer en zachte keutels produceren. Dan is het een kwestie van die soort groente niet meer geven.

Dagelijks volop vers water is noodzakelijk voor een goede spijsvertering.

Zorg ervoor dat uw konijn een paar uur per dag voldoende lichaamsbeweging krijgt, dit stimuleert ook de darmen. Een konijn moet regelmatig geborsteld worden, in de rui-tijd misschien tweemaal per dag. Handig hiervoor is (voor kortharige konijnen) een rubberen borstel met korte rubberen punten. Ook een vlooienkammetje is heel goed om uiterst voorzichtig de losse ondervacht te verwijderen. Sinds kort is er een nieuw kammetje op de markt, genaamd de “Furminator”. Dit kammetje vermindert het haarverlies met ongeveer 90%. Losse plukken kunt u zachtjes met de hand uittrekken.

Konijnen die weinig droogvoer, veel groenvoer en vooral hooi hebben zelden een vertraagde darmwerking en hebben nooit een tekort aan vitaminen. Extra vitaminen geven is daarom meestal overbodig.

Andere oorzaken van stoornissen

In het darmstelsel kunnen gehele of gedeeltelijke blokkades van de darm optreden door onbekend materiaal (vaak stukjes tapijt of plastic) of verklevingen na operaties, darmparasieten, vergiftigingen (bijv. lood) en andere ziekten van het systeem. Het is dus belangrijk uw konijn goed te laten onderzoeken om een goede behandeling te kunnen instellen.

 

Obesitas

Oorzaken zijn te calorierijk voer en/of te weinig lichaamsbeweging.

Symptomen

– Extreme hoeveelheden inwendig en uitwendig lichaamsvet

– Lusteloosheid

– Geen vermogen om zichzelf goed schoon te houden (het konijn kan de anus niet berieken of vetplooien bedekken de anus).

– Inwendig vet is niet te zien maar dit kan leiden tot een potentieel gevaarlijke toestand van leververvetting en vetopslag in de bloedvaten.

– Overmatig vet belast de gewrichten en poten en kan infecties aan de voetzolen veroorzaken (sore hocks). Vooral grotere rassen kunnen hier last van krijgen. Verder kunnen er ook afwijkingen ontstaan aan de wervels.

Diagnose

Lichamelijk onderzoek toont overmatig vet.

Röntgenfoto’s tonen inwendig vet en afwijkingen aan de gewrichten.

Bloedonderzoek toont leverproblemen of andere orgaanafwijkingen.

Behandeling

Het konijn moet op een passend dieet worden gezet van ongelimiteerd hooi (mits het dit kan eten), groenvoer, zeer beperkte hoeveelheid droogvoer (liefst groene korrels). Verder heeft het konijn veel lichaamsbeweging nodig, zeer beperkt fruit, geen brood, geen snoep, geen knaagstangen of knabbelstaven. Afvallen mag niet te snel gaan omdat dan problemen kunnen ontstaan aan de lever en het hart.

 

Chronisch zachte keutels

Oorzaken zijn meestal voedingsfouten zoals teveel voer geven of selectief laten eten waarbij het konijn alleen de lekkere dingen uit het voer eet. Snoep in de vorm van yoghurt-drops, knaag- of knabbelstangen etc. is vaak een grote boosdoener.

Symptomen

– Zachte sterk ruikende trosjes keutels of vormeloze massa, soms met diarree verward.

– Plakkende blindedarmkeutels rond de anus en onder de poten.

– Gewoonlijk goed eten en keutelen.

Diagnose

Lichamelijk onderzoek (vaak speelt ook overgewicht een rol, zie hierboven).

Onderzoek van de keutels kan verhoogde gisting tonen.

Behandeling

Een dieet van uitsluitend hooi tot de conditie is verbeterd. Dan groenvoer bij gaan geven en zonodig droogvoer maar zeker snoep voorgoed van het menu schrappen.

 

Blaasproblemen

Abusievelijk wordt door veel mensen aangenomen dat een knaag- of liksteen onontbeerlijk is voor ene goede afslijting van het gebit. Echter heeft een konijn (meestal) een perfect werkend gebit dat zichzelf slijpt en het knagen is niet nodig om de tanden te laten slijten. Knagen doet een konijn enkel omdat het een natuurlijke behoefte is en om de energie kwijt te raken.

Knaagstenen bevatten een hoog calciumgehalte en omdat konijnen een afwijkend calciummetabolisme hebben, komt alle extra calcium rechtstreeks in de blaas terecht. Hier kan het voor enorme problemen zorgen. Het is daarom ten sterkste af te raden om een konijn een knaag- of liksteen te geven. Beter is het om voor de knaagbehoefte takken te geven van berk, wilg, hazelaar, eik of onbespoten appelboom.

Konijnen nemen de meeste verteerbare calcium in hun voer op, ongeacht of hun lichaam het nodig heeft of niet en het overschot wordt via de nieren uitgescheiden. Het overtollig calcium heeft echter vaak de gewoonte om als een laagje in de blaas achter te blijven. De meeste problemen aan de urinewegen worden daarom veroorzaakt door blaasstenen, blaasdrab of blaasgruis.

Oorzaken

– Constant te weinig vochtopname (bv. vies water, te weinig vocht in het dieet, te weinig lichaamsbeweging)

– Knaag- of likstenen

Symptomen

– Zich uitstrekken om te plassen

– Vaak kleine beetjes plassen

– Bloed in de urine

‘- Sterke urinegeur (“niet geholpen” konijnen hebben gewoonlijk al een sterke urinegeur)

– Dikke tandpasta-achtige urine of kleine steentjes die uitgeplast worden

– Bij een totale blokkade wordt snel een ernstige depressie gezien, pijn (in elkaar gekrompen, wil niet bewegen), ernstige uitdroging, geen urineproductie

Diagnose

– Lichamelijk onderzoek (vaak kunnen stenen of drab in de blaas gevoeld worden)

– Röntgenfoto van de onderbuik

– Urineonderzoek en zo mogelijk een kweek

Behandeling

Bij totale blokkade van de urinebuis of aanwezigheid van stenen is operatief ingrijpen noodzakelijk. Blaasdrab dat geen blokkade veroorzaakt, kan met medicatie behandeld worden, Vochttoediening (onderhuids) is nodig, evenals antibiotica en pijnstiller.

Snot

Oorzaken

– Te hoge omgevingstemperatuur of vochtigheidsgraad

– Extreme stress (omgevingsverandering of ziekte) en weerstandsvermindering

– Luchtvervuiling (parfum, haarspray, verf, kookluchtjes, stof, (eigen) urinegeur)

– Infecties/ abcessen in de sinus of bovenste luchtwegen

– Vreemde voorwerpen in de sinus

Symptomen

– Heldere of pussige uitscheiding uit de neus

– Niezen

– Vlekkerige of plakkende haren aan de binnenkant van de voorpoten (“afvegen” van de neus)

Diagnose

De ziektegeschiedenis is erg belangrijk (stress). Ook een inspectie van de leefomgeving kan extra informatie geven (temperatuur, vochtigheidsgraad). Hiernaast kan ook een röntgenfoto van de kop en borst veel informatie opleveren. Tot slot kan er een kweek gemaakt worden van de sinussen (dit moet onder narcose gebeuren).

Behandeling

– Verwijdering van alles wat irritaties bij het inademen kan veroorzaken.

– Behandeling van gebitsproblemen

– Verwijdering van vreemde voorwerpen

– Medicinale behandeling van infectie en/of chronische ontstekingen

– Weerstand verhogen met homeopathische middelen.

 

Ooguitvloeiing

Oorzaken

– De bovenste kiezen kunnen gedeeltelijk de traanbuis blokkeren

– Luchtvervuiling (parfum, haarspray, verf, kookluchtjes, stof)

– Ziekten van het hoornvlies (de tranen komen door pijn)

– Gedraaid ooglid, wat tot oogirritaties leidt

– Wimpers die naar binnen groeien

– Ontsteking of abces aan het derde ooglid (of er zit iets wat er niet hoort)

– Ontsteking van het weefsel rond het oog

– Ontsteking van traanbuis of traanklier

Symptomen

– Vlekkerig en natte vacht bij de ooghoeken

– Mogelijk: loensen, rode huid rond de ogen, zwellingen bij de ogen, dikke slijmige afscheiding

Diagnose

– Lichamelijk onderzoek

– Grondig oogonderzoek met behulp van plaatselijke verdoving

– Doorspoeling van de traanbuis en mogelijk een kweek inzetten

– Röntgenfoto’s van het hoofd en zo mogelijk een contrastfoto van de traanbuis

Behandeling

– Uiteraard afhankelijk van de diagnose

– Schoonmaken van de huid rond het oog

– Ontstekingen en/og gebitsproblemen behandelen

– Plaatselijke medicatie in het oog en/of breedspectrum medicatie

 

Myxomatose

De konijnenziekte myxomatose wordt in Europa vooral door muggen van de wilde konijnen op onze tamme konijnen overgebracht. Maar ook vlooien, vliegen, luizen, mijten etc. kunnen de ziekte verspreiden.

Myxomatose is een soort pokkenvirus en heeft zijn oorsprong in Zuid-Amerika. De ziekte heeft meestal een dodelijke afloop.

Symptomen

De symptomen beginnen met dikke vochtige zwellingen op het hoofd en de snuit met gezwollen oogleden (“slaperige ogen”). Hierna zwellen de lippen op en ontstaan er kleine zwellingen aan de binnenkant van het oor, maar ook rond de anus en geslachtsorganen komen dikke zwellingen. Binnen een paar dagen kunnen de zwellingen zo erg geworden zijn dat er misvorming ontstaat bij de snuit, mond, oren en neus. Na verloop van tijd verkleven de oogleden aan elkaar en ontstaat er een vaak pussige oog- en neusuitvloeiing.

Behandeling

Tegen myxomatose moet preventief gevaccineerd worden. De kans op genezing door uitstekende verzorging, warmte en antibiotica is zeer klein.

Preventie

Sinds begin 2012 is er een nieuw vaccin op de markt, Nobivac Myxo-RHD. Dit vaccin geeft voldoende bescherming voor een jaar en kan vanaf 5 weken gegeven worden.

 

VHS (Viral Haemorrhagic Syndrome, ook wel Rabbit Haemorrhagic Disease genoemd)

VHS is een nog dodelijker virus dan myxomatose. Het virus werd in 1984 voor het eerst gesignaleerd in een zending angorakonijnen, die van Duitsland naar China ging. Binnen een paar jaar verspreidde het virus zich in Azië en Europa en doodde 95% van het konijnenbestand. Dit virus heeft geen vector (overbrenger/transportmiddel) nodig en kan zich op alle mogelijke manieren verspreiden.

Symptomen

– Diarree, meestal vloeibaar en stinkend

– Aantasting van de inwendige organen

– Lusteloosheid

– Anorexie

– Zeer snel sterven en dan vaak bloed uit de neus of helemaal geen symptomen

Behandeling

VHS is niet te behandelen. Slechts preventief inenten kan de ziekte voorkomen bij konijnen die binnen dan wel buiten wonen. Sinds begin 2012 is er een nieuw vaccin op de markt, Nobivac Myxo-RHD. Dit vaccin geeft voldoende bescherming voor een jaar en kan vanaf 5 weken gegeven worden.

 

Baarmoederkanker

Baarmoederkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij het konijn. Of een voedster wel of niet een nest heeft gehad speelt geen rol. Leeftijd is de bepalende factor voor het krijgen van deze vorm van kanker. Konijnen jonger dan 2 jaar behoren nog niet tot de risicogroep, terwijk 50-80% van de voedsters ouder dan 4 jaar er uiteindelijk aan lijden.

Het ene ras is gevoeliger dan het andere, bij rassen zoals Hollandertjes, Tans en Havannas hebben 50-80% van de vrouwtjes ouder dan 4 jaar baarmoederkanker, terwijl de ziekte bij bv. Californiërs en Nieuw Zeelanders wat minder voorkomt.

Het gezwel dat ontstaat wordt adenocarcinoom genoemd, is kwaadaardig en groeit erg langzaam. In een vrij vroeg stadium kan de kanker zich uitbreiden in de baarmoederwand en de directe omgeving van de baarmoeder. Na 1 tot 2 jaar is er kans op uitzaaiingen naar bijvoorbeeld de lever en de longen.

Symptomen (vaak, niet altijd)

– Bloed in de urine

– Bloederige vaginale uitvloeiing

Diagnose

– Vergrootte baarmoeder

– Röntgenfoto’s van buik- en borstholte

– Echo-onderzoek van de buik

Behandeling

Voorkomen van de ziekte is vrij gemakkelijk door castratie van de voedster. Castratie kan het beste vanaf 6 maanden maar vóót het 2e levensjaar plaatsvinden omdat zich dan weinig vet in de buikholte bevindt. Het herstel van een jong konijn zal ook voorspoediger verlopen dan bij een ouder konijn.

 

Dikke buikenziekte (enterocolitis, mucoide enteropathie)

Dit is een ernstige, meestal fataal verlopende darmslijmvliesontsteking met slijmvorming in de dikke darm. Er is sterfte bij vooral jonge konijnen van 6-9 weken oud, maar ook wel bij speenkonijntjes van 3-4 weken oud. Ook oudere konijnen kunnen de ziekte krijgen, hoewel het nauwelijks gesignaleerd wordt bij konijnen ouder dan 4 maanden.

Symptomen

Het konijn kan gaan beven en wordt lusteloos. De eetlust vermindert of het diertje stopt met eten. De vacht is stug, de buik kan sterk opgezwollen zijn. De lichaamstemperatuur is te laag. Het dier heeft een onverzadigbare dorst. Er kan diarree met slijm optreden. Een duidelijk signaal van deze ziekte is een klotsend geluid in de buik.

Behandeling

– Primperid (darmstimulatie)

– Metronidazol (antibiotica, ondersteunend voor de darm)

– Anti-gasmiddel (Aeropax, simethicon)

– Goede (dwang)voeding met heel veel vezels en weinig eiwitten

– Veel vers, niet te fijn hooi

– Geen koolhydraten

– Toevoeging probiotica voor verbetring van de darmflora

Het sterftecijfer bij deze ziekte is hoog, maar genezing is mogelijk.

 

Hernia

De meest voorkomende oorzaak van een hernia is het verkeerd optillen/vasthouden van het dier (vooral door kinderen) waardoor het dier een slag met de rug maakt. Ook (grote_ konijnen die lange tijd te krap gehuisvest zijn geweest, hebben grote kans op een hernia omdat de spieren die het skelet omringen, onvoldoende ontwikkeld zijn om schokken op te vangen. Vaak is het skelet ook vergroeid. Dergelijke konijnen kunnen zich al forceren als ze plotseling meer bewegingsvrijheid krijgen en direct een sprongete willen maken.

Symptomen

Het konijn wordt stil, sleept met de achterpoten of kan de achterpoten niet meer gebruiken.

Behandeling

– Rust, minimaal 30 dagen in een kleine kooi

– Warm houden

– Corticosteroïden (zware ontstekingsremmers)

Prognose is afhankelijk van het herstel gedurende de rustperiode. Als het niet verbetert, kan euthanasie de enige reëele optie blijken.

 

Syfilis

De oorzaak van syfilis is de parasiet spirochaete. Zowel voedsters als rammelaars kunnen deze ziekte doorgeven. De ziekte is overdraagbaar tidens geslachtsgemeenschap, maar ook via geïnfecteerd stro. Voedsters kunnen de ziekte door contact aan hun jongen doorgeven. De incubatietijd is 21-90 dagen.

Symptomen

– Zwellingen en roodheid rondom de geslachtsopening

– Zweren rond het geslachtsorgaan, anus en voorpoten

– Korsten aan oogleden, lippen en snuit

Diagnose

– Microscopisch onderzoek

– Bloedserumtests

Behandeling

– Quarantaine

– Frequent ontsmetten van alles wat met het konijn in aanraking is gekomen, ook kleding

– Procaine penicilline: 40.000 E/kg, onderhuids gespoten, 5x om de 5 dagen

 

Oormijt

Oormijt (Psoroptes cuniculi) wordt vaak oorschurft genoemd. De oormijt leeft voornamelijk aan de binnenkant van het oor. Meestal zijn de beide oren aangetast, maat het kan ook wel voorkomen dat maar één oor besmet raakt. Bij oudere of zwakkere dieren gebeurt het wel dat oormijt zich verspreidt over het hele lichaam: hals, kop, rondom de anus, poten en voeten. De parasiet graaft zich niet in de huid in, maar leeft aan de oppervlakte, kauwt de huid op en boort hier gaten in.

Symptomen

– Schudden met het hoofd en de oren

– Krabben aan de oren, vaak tot bloedens toe

– Kleine droge korsten aan de binnenkant van het oor. Hieronder is de huid vaak vochtig en rood. In dit stadium is de besmetting vaak pijnlijk.

– De besmetting kan gepaard gaan met een oorontsteking die kan uitmonden in een middenoorontsteking

Behandeling

– Onderhuidse injectie met ivermectine, 3x binnen 2 weken.

– De korsten mogen niet met de hand weggehaald worden, dit is erg pijnlijk voor het konijn. Ook verhoogt het de kans op een bacteriële infectie. Als het konijn pijn lijdt (niet meer eten), is het aan te raden om gedurende 2-3 dagen een pijnstillend middel te geven.

Er mag geen emulsie (zoals bv Surolan) in het oor gebracht worden wanneer niet bekend is of de trommelvliezen door de mijt zijn aangetast. De oren dienen zeer goed nagekeken en schoongemaakt te worden. Bij beschadigde trommelvliezen kan zo’n middel namelijk binnen enkele uren de dood van het konijn tot gevolg hebben.


Maden

Regelmatig sterven konijnen ’s zomers aan huidmadenziekte (myiasis), veroorzaakt door de blauw-groene vlieg. Een konijn dat vies is door bijvoorbeeld aangeplakte ontlasting rond de anus, is een gewild slachtoffer voor deze vlieg. Ook konijnen in vervuilde hokken zijn niet veilig, urinegeur trekt de vliegen enorm aan. De vliegen leggen hun eieren op vervuilde huid of in open wonden, vaak rond de anus en aan de onderkant van de staart. De maden die hier uitkomen, boren zich binnen 4 uur al etende een weg naar binnen. Eén van de gevolgen hiervan is bloedvergiftiging. Een snelle behandeling is noodzakelijk, want een konijn kan hierdoor binnen 2 dagen sterven.

Preventie

– Controleer het konijn dagelijks op wondjes en behandel deze.

– Houd het hok of de kooi goed schoon.

– Was het achterwerk van het konijn als dat vies is. Zet hiervoor het konijn met zijn achterste in een bak warm water. De aangekoekte keutels worden zacht en kunnen uit de vacht gewreven worden. Wat er niet uitgaat, kan heel voorzichtig weggeknipt worden.

– Vliegen kunnen geweerd worden door fijne vitrage of vliegengaas over de verblijfplaats te hangen.

– Voorkom het ontstaan van plakkende keutels

– Regelmatig borstelen en kammen van het konijn helpt de eieren te verwijderen

Diagnose

– Wondjes meestal in de buurt van de anus of aan de binnenkant van de achterpoten waarin de maden zichtbaar zijn.

– Onnatuurlijke kale plekken

– Depressie (stil en lusteloos)

– Gaatjes in de huid

Als dit geconstateerd wordt, ga dan direct naar de dierenarts, ook ’s nachts. Indien een dag gewacht wordt met een bezoek aan de dierenarts, kan dit de dood van het konijn tot gevolg hebben.

Behandeling

– Het haar wegknippen en de huid schoonmaken

– Maden met de hand weghalen

– Wassen van de huid met een desinfecterend, voor konijnen geschikt, middel

– Antibiotica

– Ivermectine als de maden zich diep in het lichaam bevinden

 

Leververvetting bij cavia’s

Leververvetting bij cavia’s is een mogelijk fatale aandoening indien niet correct behandeld. Weinig dierenartsen (her)kennen deze aandoening bij de cavia. Leververvetting ontstaat secundair aan een onderliggende oorzaak, zoals stress of ziektes die gepaard gaan met anorexie. De pathologie achter de aandoening is nog niet helemaal bekend maar heeft te maken met dat de dieren in een negatieve energiebalans terecht komen. Door verminderde beschikbaarheid van glucose, wordt er vet gemobiliseerd dat niet op een goede manier verwerkt kan worden.

Leververvetting is bij katten en pony’s een aandoening die voorkomt na een periode van vasten. Vooral bij obese katten en pony’s is de aandoening berucht omdat het fataal kan aflopen en het moeilijk te behandelen is. Maar ook bij cavia’s is de aandoening een groot probleem. Dierenartsen (her)kennen leververvetting bij de cavia niet altijd. Leververvetting bij cavia’s wordt ook wel aangeduid als ketoacidosis en ketosis.

Oorzaken

Leververvetting bij cavia’s is niet een op zichzelf staand probleem, maar heeft altijd een onderliggende oorzaak. De oorzaken hebben allemaal als gevolg dat de cavia in een negatieve energiebalans terecht komt.

Anorexie is één van de grootste oorzaken en kent ook weer verschillende oorzaken. Cavia’s staan er om bekend slecht tegen verandering in omgeving, voeding en voerschema te kunnen. Dit levert stress op en door de stress kan een cavia stoppen met eten. Vooral voerveranderingen worden slecht door een cavia geaccepteerd omdat ze al van jongs af aan een voorkeur ontwikkelen voor bepaald voer. Anorexie kan ook als een symptoom optreden bij veel verschillende ziektes. Vaak wordt anorexie dan gezien in combinatie met andere symptomen. Bij gebitsproblemen speelt anorexie ook een rol, maar dit heeft meer te maken met het onvermogen tot eten in plaats van het ontbreken van eetlust. De cavia vertoont nog wel interesse in eten maat het voer vervolgens staan.

Naast anorexie hebben ook diabetes mellitus (suikerziekte) en dracht/lactatie tot gevolg dat de cavia in een negatieve energiebalans terecht komt en daardoor leververvetting kan veroorzaken. Mocht er leververvetting optreden tijdens de dracht of lactatie, dan wordt dit ook wel drachtigheidstoxinemie genoemd.

Pathofysiologie

De pathologie van leververvetting bij de cavia is nog niet helemaal bekend en er is nog weinig onderzoek naar gedaan. Wel is bekend dat obese cavia’s een hoger risico hebben om de aandoening te ontwikkelen. Het belangrijkste is dat de cavia in een negatieve energiebalans komt. Er is te weinig glucose beschikbaar waardoor de cavia vet zal mobiliseren uit de perifere weefsels naar de lever vanwaar het over het lichaam wordt verspreid. De lever kan op een gegeven moment de hoeveelheid gemobiliseerd vet niet meer aan met als gevolg stapeling van vet in de lever.

De vorm die voorkomt bij dracht wordt waarschijnlijk veroorzaakt door druk op de aorta (lichaamsslagader) in de buurt van de nieren waardoor er een vermindering van de bloedstroom optreedt. Door deze verminderde bloedstroom krijgen een aantal organen (waaronder de lever, nieren, bijnieren en baarmoeder) te weinig bloedtoevoer.

Naast het teveel aan vetcellen in het bloed (hyperlipemie) ontwikkelt zich ook een teveel aan ketonlichamen (ketonemie). De lever maakt ketonlichamen aan, omdat de hersenen en rode bloedcellen de benodigde energie niet kunnen halen uit het verbranden van vetten als er geen glucose beschikbaar is. Ketonlichamen zijn zuren waardoor de aandoening ook wel eens ketoacidosis of ketosis wordt genoemd.

Verschijnselen

Verschijnselen van leververvetting kunnen overschaduwd worden door de verschijnselen van de primaire aandoening. Maar over het algemeen bestaan de verschijnselen uit depressie, niet drinken en dyspneu. De cavia kan in shock raken. Binnen 5-6 dagen kan de cavia in coma raken als er geen behandeling wordt ingezet. In het bloed kunnen een hyperlipemie en een ketoacidose worden gevonden. Ook kan er eiwit in de urine worden gevonden. Door anorexie kan deze aandoening al binnen 12 uur ontstaan bij de cavia.

Bij pathologie worden er bij het dier ruime hoeveelheden vet aangetroffen en de lever heeft een geel-witte verkleuring door stapeling van vet in de levercellen. Daarnaast is de lever vergroot. Microscopisch wordt er vetstapeling gezien in de cellen van de lever, nieren, bijnierschors en de kleine bloedvaten van de nieren en longen.

Behandeling en preventie

In het geval van leververvetting geldt: voorkomen is beter dan genezen. Als de aandoening wordt vastgesteld, is het vaak al te laat en werkt de ingezette behandeling onvoldoende. De prognose van leververvetting is dan ook slecht.

Wat men probeert, is de negatieve energiebalans te doorbreken. De cavia moet weer glucose kunnen gaan verbruiken. Men kan dan glucose intraveneus toedienen of de cavia dwangvoeren indien de cavia het toelaat. Als de cavia in shock is, kan dit behandeld worden met vloeistoftherapie, glucocorticosteroïden en calciumgluconaat.

Cavia’s tolereren klinische behandelingen veel slechter dan bijvoorbeeld katten of honden en ze staan er ook om bekend dat ze door de stress ademhalings- en hartproblemen kunnen gaan ontwikkelen.

Leververvetting kan voorkomen worden door cavia’s niet te dik te laten worden, stressfactoren in de omgeving zoveel mogelijk te verminderen, het aanbieden van een gevarieerd en gebalanceerd, adequaat voer en het onbeperkt aanbieden van water.

Conclusie

Leververvetting bij cavia’s is nog weinig onderzocht. Wel is het duidelijk dat wanneer dit niet op tijd wordt gediagnosticeerd en behandeld, het fataal kan aflopen voor de cavia.

 

Zoönoses bij fretten

Alle levende dieren dragen micro-organismen zoals virussen, bacteriën, parasieten, gisten en schimmels bij zich, op de huid, op slijmvliezen of in organen zoals de darmen. Meestal worden de dieren hier zelf niet ziek van, maar andere diersoorten die ermee in contact komen, kunnen wel ziekte ontwikkelen. Als het dan gaat om mensen die ziek worden door contact met een dier, spreekt men van een zoönose. Tevens hebben mensen en dieren veel gemeenschappelijke ziekteverwekkers. Zoönoses van honden, katten en landbouwhuisdieren zijn ook vaak algemeen bekend (denk aan Q-koorts, leptospirose / ziekte van Weil en aviaire influenza) maar er is veel minder bekend over zoönoses bij bijzondere dieren zoals het fret. Uiteraard zijn die er wel. Hieronder een overzicht van de meest voorkomende.

Virale aandoeningen

– Rabies

Het rhabdovirus veroorzaakt een bijna altijd fataal verlopende infectie van het centrale zenuwstelsel. De meest effectieve transmissieroute is via bijtwonden, maar niet alle blootstellingen aan rabiës leiden tot infectie. Symptomen bij fretten bestaan uit ascenderende paralyse, tremoren, ataxie, anorexie en soms aggressief gedrag. De diagnose kan alleen met postmortaal onderzoek gesteld worden. Rabiës komt in Nederland eigenlijk niet voor maar fretten die naar het buitenland gaan moeten gevaccineerd worden tegen rabiës. Fretten die gebeten worden door een rabide dier moeten direct geëuthanaseerd worden.

– Influenza

Er zijn vier subtypes (A, B, C en thogotovirus). De virussen zijn te onderscheiden via twee antigenen: 14 verschillende hemagglutinin (H) en 9 verschillende neuraminidase (N) op de envelop van het virus. De meeste zoogdieren zijn gevoelig voor influenza A. Fretten zijn gevoelig voor influenza A-virussen afkomstig van vogels, varkens en mensen. Er zijn gevallen bekend waarbij influenza-virussen overgedragen zijn tussen mensen en fretten (en vice versa). De transmissie vindt plaats via aerosolen. In jonge fretten kan de ziekte ernstig en soms zelfs fataal verlopen door het optreden van een longontsteking. De incubatietijd bedraagt 1-3 dagen en de klinische verschijnselen zijn koorts, lethargie, conjunctivitis en voorste luchtwegverschijnselen. Verschijnselen verdwijnen vanzelf na maximaal 7 dagen. De diagnose wordt gesteld op basis van klinische verschijnselen of met ELISA. Een therapie is vaak niet nodig maar men kan antibiotica en ondersteunende therapie geven aan jonge, ernstig zieke dieren. De preventie bestaat uit het vermijden van contact met een geïnfecteerd individu en het naleven van strikte hygiëne.

Bacteriële aandoeningen

– Salmonellose

Alle serotypes van de Salmonella familie worden als zoönotisch beschouwd. Salmonellose komt wereldwijd voor bij mensen en verschillende diersoorten. Infectie bij dieren kan zowel subklinisch als klinisch verlopen en sommige dieren ontwikkelen dragerschap (persisterend uitscheiden van Salmonellose zonder ziekteverschijnselen te vertonen). Salmonellose veroorzaakt een enteritis (darmontsteking) 6-72 uur na opname van besmet materiaal (vaak voedsel). De klinische verschijnselen treden acuut op en kunnen bestaan uit koorts, spierpijn, hoofdpijn en algehele malaise. Ook is er buikpijn, misselijkheid, braken en diarree. Salmonella heeft meestal een redelijk mild verloop maar kan in sommige gevallen een systemische infectie veroorzaken waarbij ook polyartritis (gewrichtsontsteking) en vasculitis (ontsteking van de bloedvaten) op kunnen treden. Dit ernstige verloop vindt met name plaats in YOPI’s (de young, old, pregnant en immunodeficiente personen). In dit geval is er agressieve antibioticatherapie nodig. Echter, er is al melding gemaakt van multiresistente salmonellastammen in verschillende landen. Bij fretten kan salmonellose vergelijkbare ziekteverschijnselen veroorzaken. De diagnose stelt men op basis van een kweek (verzamelontlasting van meerdere dagen). Ook hier bestaat de therapie uit antibioticum en ondersteunende maatregelen zoals vloeistoftherapie. Omdat ook bij fretten resistente Salmonellastammen zijn aangetoond, wordt aangeraden een kweek met antibiogram uit te voeren. (Hierbij wordt gekeken welk antibiotica effectief is voro de desbetreffende bacterie). Is de noodzaak om meteen te behandelen aanwezig, dan kan men starten met TMP/S. enrofloxacine of chloramphenicol. Om salmonellose bij fretten te voorkomen moeten eigenaren geadviseerd worden geen rauw vlees en eieren aan fretten te voeren (ook ingevroren rauw vlees kan Salmonella bevatten) en om uiteraard de hygiene te optimaliseren (denk hierbij zowel aan keukenhygiene als handen wassen na contact met het dier of de kattenbak).

– Campylobacteriose

Campylobacter jejuni is berucht voor het veroorzaken van voedselinfecties in mensen. Na een incubatieperiode van 2-5 dagen krijgt men last van diarree (soms met bloedbijmenging), koorts, braken en algehele malaise. Net als bij Salmonellose herstellen patienten met campylobacteriose meestal spontaan maar complicaties zoals Guillain-Barre, meningitis en spontane abortus kunnen optreden. Fretten kunnen drager zijn van C. jejuni en ziekte kan optreden bij fretten onder de zes maanden. Qua diagnostiek, therapie en preventie geldt hetzelfde als voor Salmonella.

– Overige bacterien

Fretten zijn ook gevoelig voormycobacterium avium en mycobacterium tuberculosis of kunnen symptoomloos drager zijn.

Leptospira grippotyphosa en Leptospira icterohaemorrhagiae zijn geisoleerd bij symptoomloze fretten. Echter is er geen literatuur over klinisch zieke fretten door leptospirose of de overdracht van leptospiren naar de mens.

Schimmelinfecties

– Dermatophytose

Microsporum canis en Trichophyton mentagrophytes zijn de belangrijkste veroorzakers van schimmelinfecties bij mensen. Hoewel de prevalentie onduidelijk is omdat veel mensen niet naar de huisarts gaan, zou dit wel eens de meest voorkomende zoönose kunnen zijn. Dermatophytose is een infectie van de gekeratiniseerde (verhoornde) delen van het lichaam. De overdracht van M. canis gaat via haren en na een incubatieperiode van 1-2 weken kan er tinea capitis (papulae, kaalheid en schilfering van de hoofdhuid) of tinea corporis (“ringworm”, ronde plek met rode rand) ontstaan. Dermatophytose kan ook optreden in fretten maar is zeldzaam. Overdracht vindt dan vaak plaats door contact met een kat. Men ziet dan plekken met alopecia, schilfering, roodheid en korsten. Meestal is er geen sprake van jeuk. De diagnose stelt men met microscopisch onderzoek van de haren en een schimmelkweek. Eventueel kan men de Woodse lamp gebruiken, maar niet alle M. canis soorten fluoresceren. Therapie bestaat uit langdurige toediening van antifungica en desinfectie van de leefruimte. Ook eventuele katten in het huishouden moeten getest en zonodig behandeld worden.

Parasitaire infecties

– Scabies

Scabies wordt veroorzaakt door de mijt Sarcoptes scabiei var hominis, die weer verschillende subtypes bevat. Elk subtype is vrij diersoortspecifiek, maar de mijten kunnen kortdurend individuen van andere soorten infesteren en voor tijdelijk ongemak zorgen. Scabies komt zowel bij mensen als dieren vaak voor in gebieden met slechte hygiene, malnutritie en overbezetting. Bij zoönotische schurftmijt is jeuk het meest prominente symptoom. Secundaire laesies kunnen voor bacteriële huidinfecties zorgen. Therapie van het dier met scabies is meestal voldoende om schurftmijt bij de mens onder controle te houden. S. scabiei komt niet vaak voor bij het fret, fretten raken vooral besmet door contact met honden. De mijten graven tunnels in de huid, waardoor kaalheid, jeuk en korstvorming ontstaan. De diagnose stelt men met behulp van een afkrabsel en de fret moet behandeld worden met een antiparasitair middel. Ook moet de leefomgeving van het fret grondig gereinigd worden.

– Cryptosporidium parvum

C. parvum komt wereldwijd voor en leeft in de dunne darm, waar het oöcysten vormt die worden uitgescheiden in de faeces. Humaan kan er als gevolg van een C. parvum-infectie waterige diarree optreden gepaard gaand met buikpijn, brake, gewichtsverlies en een lichte koorts. Jonge fretten kunnen ook geinfecteerd worden met C. parvum, maar de infectie verloopt over het algemeen mild en is zelflimiterend. Er is nog niet veel bekend van de zoonotische potentie van C. parvum bij fretten.

– Giardia

Giardia is een flagellaat, G. intestinalis infecteert mensen en andere zoogdieren en G. muris kan vogels, knaagdieren en reptielen infecteren. De transmissie is feco-oraal (van ontlasting naar maagdarmkanaal). De meeste infecties bij mensen verlopen subklinisch. Als er symptomen optreden, gaat het vaak om 3-4 dagen diarree en buikpijn. In één geval is een Giardia stam met zoönotische potentie in een fret in een dierenwinkel aangetoond. Zieke fretten kunnen Giardia uitscheiden, meestal worden ze er zelf niet ziek van. Ook hier weer bestaat preventie uit handhaven van hygiene.

– Toxoplasmose

Onderzoek heeft aangetoond dat fretten gevoelig zijn voor toxoplasmose en T. gondii bij zich kunnen dragen. Er is weinig bekend over transmissie tussen fret en mens.

Conclusie

Fretten worden vaak als huisdier gehouden en er is meestal sprake van intensief contact tussen fret en baasje. Echter, ook fretten kunnen ziektes overdragen naar demens. De belangrijkste zoönoses die voorkomen bij de fret zijn intestinale vbacteriële en parasitaire infecties, influenze, rabiës en ectoparasieten. De belangrijkste en effectiefste (preventieve) maatregel is hygiene, in de breedste zin van het woord. Ook het voeren van rauwe producten van dierlijke oorsprong wordt afgeraden. Van een aantal zoönoses beschreven in fretten is er wetenschappelijk bewijs van transmissie naar mensen. Van andere micro-organismen is de zoönotische potentie aangetoond, maar zijn er nog geen gevallen beschreven van daadwerkelijke transmissie naar mensen. Het is belangrijk om hier onderzoek naar te doen, omdat dierenartsen naast de zorg voor de gezondheid van dieren ook de verantwoordelijkheid hebben om eigenaren voro te lichten over risico’s die huisdieren met zich meebrengen.